Er is een verschil tussen goed zijn in je vak en goed zijn in communicatie. Als je iets snel snapt ben je slim. Dat is wat we op school al leren. Het gaat op voor rekenen en wiskunde, voor allerlei technische zaken. Ook ben je slim en handig als je iets zomaar in je eentje hebt uitgevogeld. Computer uit elkaar gesloopt en weer in elkaar gezet. Helemaal zelf. Zo knap!
In communicatie ben je helemaal niet zo slim als je denkt dat je iets snel begrijpt. Dat je aan een half woord genoeg hebt en het dan wel weet. Wat je snapt na een half woord zijn je eigen aannames, interpretaties, associaties. Je hebt je eigen beeld in je hoofd. Je meet met je eigen maatstaven.
Als ’t dan gaat om een vraag of opdracht van een klant (in- of extern) kun je zomaar aan de slag gaan om na veel inspanning en trots op wat je gemaakt hebt te ontdekken dat er iets heel anders bedoeld was. Hoe vaak roepen mensen: Maar dat heb ik toch gezegd? Dat snapt toch iedereen?
Tijdens allerlei teamtrainingen doen we vaak een oefening (oorspronkelijk van Caitlin Walker) waarin we vragen:
Denk eens aan een olifant en zie ‘m in gedachten voor je
En dan vragen we: wat voor olifant is jouw olifant?
En vaak begint de eerste met zoiets als: nou gewoon, een olifant, zo’n grote grijze.
En als we dan wat doorvragen blijkt al gauw dat iedereen een andere olifant voor zich ziet. Zelfs als het ook een grote grijze is want dat is toevallig die uit Burgers Bush die net een slurf vol stro heeft. Bij een groepje van 8 zijn dat dus al 8 olifanten.
Bij iedere vraag die we stellen en bij elk kenmerk of detail dat dan genoemd wordt, moet de hele groep zijn beeld van de olifant van de ander bovendien ook weer bijstellen. Want die kleine oren, die enorme slagtanden, die ene afgebroken slagtand dat baby-olifantje erbij, dat ie hard op je afrent, die stroper op de achtergrond dat hij van hout is en in de vensterbank staat of gewoon dat plaatje van de jumbo-spelletjes …dat maakt het net even anders.
Als dan blijkt dat er bij het woord olifant al een zaal vol olifanten en wat stropers, baby’s en spelletjesdozen ontstaat dan is al snel duidelijk dat hetzelfde gebeurt met woorden als beleid, oplossing, applicatie, kwaliteit, snel, goed, etc. We zeggen hetzelfde maar bedoelen we ook hetzelfde? Hebben we dezelfde beelden en resultaten in gedachten?
De kaart is niet het gebied (Alfred Korzybski)
Mensen filteren hun werkelijkheid zoals kaartenmakers een gebied in kaart proberen te brengen. Ze laten heel veel weg, generaliseren flink en vervormen de boel zo dat het op een plat papier toch nog herkenbaar is. Zo maakt ieder z’n eigen kaart en doet alsof dat de werkelijkheid is.
En zo maken we kaarten van onze collega’s, het conflict, de oplossing. Soms zijn die kaarten zo handig als een goeie wegenkaart. Maar als je met diezelfde kaart een mooie boswandeling wilt maken heeft hij nogal wat beperkingen.
In communicatie heb je feedback nodig, een check, informatie. Als je iets niet snapt ben je niet dom en de ander niet raar maar heb je simpelweg meer informatie nodig. Om de kaart van de nodige details te voorzien en een zekere mate van overeenstemming te bereiken. Om samen een beeld te krijgen.
Daarvoor heb je een benieuwde houding nodig en vaardigheden om flink door te vragen. Het vermogen om contact te maken en je te verplaatsen in de ander zodat die vragen geen kruisverhoor worden maar leiden tot een constructief gesprek. Flexibiliteit om je ideeën bij te stellen. Een doel voor ogen zodat je weet wanneer het klaar is.
Credits afbeelding: Lollyman